Het tweede begon sterk aan het nieuwe seizoen, met een ruime zege op een van de sterkere teams in 3E. Het werd een wedstrijd met een verhaal. Een lang verhaal, opgetekend door teamleider César Becx.
Samen met het eerste team togen we naar ’t Meulengat in Sluiskil voor een mini-massakamp tegen Het Witte Paard Sas van Gent. Het was voor mij alweer achttien jaar geleden dat ik daar had gespeeld. Voor het seizoen 2005-2006 had de KNSB bedacht dat het een uitstekend idee was om de centrále slotronde van de Meesterklasse toe te wijzen aan Het Witte Paard Sas van Gent. Niets ten nadele van die club, maar aan deze prima locatie is werkelijk niets centraals, vanuit het perspectief van de gemiddelde Nederlander dan. Hoe zou de commissie tot die opmerkelijke keuze zijn gekomen? heb ik me vaak afgevraagd in de jaren daarna. De achterstelling van de provincie werd indertijd deemoedig gedragen buiten de Randstad, van enige compensatie of plattelandspopulisme was toen nog geen sprake. De enig logische verklaring lijkt dat na een bacchanaal balorig werd besloten om een dartpijltje richting de landkaart te smijten. Het dronken gejuich dat opsteeg nadat met een afzwaaier Sluiskil was doorboord komt nog steeds terug in de anekdotes van de toenmalige commissieleden. ‘Weet je nog, die centrále ronde. Sluiskil… one hundred and eighty!!! Pure camp was dat! En niemand die protesteerde!’
One hundred and eighty was dan ook de afstand die de meesten van ons moesten afleggen voor het privilege om deze seizoenstart mee te beleven. Voor mij zijn het allemaal helden, maar deze keer is er ruimte voor een Extra Eervolle Vermelding. Door een late, maar zeer noodzakelijke afmelding zaten we vrijdag plotseling verlegen om een invaller. Met bezwaard gemoed belde ik Bart, de vader van Wout. Eerder had hij aangegeven dat het transport van Wout naar de verre wedstrijden – en dat zijn er nogal wat als je diep in Belgisch Limburg woont – moeilijk te combineren viel met werkverplichtingen. Vandaar dat Wout dit seizoen oproepkracht is.
Nou wil het toeval dat ik zelf qua oproepkracht nog wél op FM-niveau zit. Kennelijk klonk ik als een volleerde Sirene, want Wout & Bart konden ook deze keer de lokroep niet weerstaan. Hulde, hulde, hulde! Dat dit uitstapje een ware mentale Odyssee zou worden voor onze youngster konden we toen nog niet bevroeden.
Goed, we kwamen aan in Sluiskil. Daar is dan weer wél alles centraal. Zo straalde ons, op 100 meter van de speelzaal, restaurant Dallinga al tegemoet, waar we die avond samen met SJ 1 werden verwacht. Ook op loopafstand Bakkerij De Bruijne. Reisgenoten Herman en Tommy hadden niks te eten bij zich en lustten ‘wel een gebakje’. Groot was mijn verbazing toen Tommy’s vinger richting een dóós gebak ging. Daarin huisde een nietsvermoedende aardbeiensloof – of -slof, daar wil ik vanaf wezen. In het laatste geval was het in ieder geval minstens maat 48. Ik dacht dat Tommy het ding met zijn vader beoogde te delen, maar die maakte inmiddels zijn eigen keuze uit het assortiment. Er heerst in dit gezin kennelijk een uitgesproken gebakjescultuur, want geen van beiden verblikte of verbloosde. Nou is Tommy recentelijk wel flink de hoogte in gegaan, maar het was toch spannend of de aardbeienslof zou passen. Dat bleek achteraf inderdaad (nét) niet het geval te zijn geweest.
Aangekomen in de speelzaal viel meteen de uitgeslapen en energieke uitstraling van Elias en vader Ivan op. Geen kunst, zij hoefden – vanuit Gent – voor één keer geen one hundred and eighty te rijden, maar een single twenty.
Goed, we waren klaar voor de ontmoeting met HWP 2, op papier het sterkste team in onze groep. Dat had echter maar drie van zijn basisspelers opgesteld… dank, dank, dank! De volgorde van de resultaten is me ontgaan, dus we gaan kris-kras door de wedstrijd.
Elias zou genoemde scherpte hard nodig hebben, want hij was aan bord 1 gekoppeld aan de absolute Zeeuwse ratingtopper. Nee, dat zeggen we verkeerd. Het ging hier om een Belg. Onze zuiderburen waren deze middag nipt in de meerderheid; bij ons 7 van de 18, bij hen zelfs 12 van de 18.
Ik vermoed dat Elias’ opponent ook niet al te veel kilometers in de benen had, want hij speelde heel wakker en boekte, van een afstandje bezien, een goede zege.
Little did we know dat het bij deze ene bordnederlaag zou blijven. Nou ja, aan Erwin Kalle en Peter Huibers zou het niet liggen, bleek al snel. Zij wonnen als eersten. Van Erwins partij heb ik niet veel meegekregen. Peters partij ging als volgt naar het einde:
Peter Huibers – Samuel Verbruggen
Wit heeft in en na de opening voordeeltjes gestapeld en staat duidelijk beter. Zwart kiest voor tegenactie met 19… f5, maar die werkt averechts. 20. exf5 (of 20. Ta7 f4 21. Pc6 De6 22. Pxb8 f3 23. gxf3 Lf4 (op 23… Dh3 komt 24. f4 Lxf4 25. f3)) 20… e4 21. Lxb5 gxf5 22. Lc6 Df6 23. Ta5 Lxc6 24. Pxc6 Ta8 25. Tfa1 Txa5 26. Txa5 Lf4 27. g3 Lh6
en dan nu de afmaker 28. Txf5 De6 29. Dg4+ Dg6 30. Pe7+
Ook Constantijn zegevierde. Het was al wat later op de avond toen hij zijn verhaal deed, en ik heb sowieso altijd moeite om een schaakbetoog te volgen als het niet over f2-f4 of f7-f5 gaat. Maar wat ik ervan begreep is dat zijn tegenstander een volgende keer maar beter de zetten c7-c6 en d7-d5 op tijd kan zien aankomen.
Tijdens diezelfde terugblik op de partijen bleek dat de aardbeienslof toch niet zo goed gevallen was bij Tommy. Hij gaf aan dat hij dacht vanuit de opening slecht te hebben gestaan en bijna remise had willen aanbieden. Toen hij de partij liet zien kwam hem dat op hoongelach van mij te staan: niks mis met deze uitstekende ‘Hollands’ aandoende structuur. Qua leermoment was het nuttiger dat ook Stefan Beukema – wiens speelsterkte een heel stuk dichter bij de door jongeren zo verafgode engine in de buurt zit – Tommy’s zorgelijke inschatting wegwuifde. Enfin, zoals de partij liep, ging Tommy gewoon aanvallen op de koningsvleugel. De tegenstander probeerde die dicht te schuiven met g3-g4, maar dat had een tegengesteld effect: met het schijnoffer …Pxg4 ruimde Tommy de blokkade gedecideerd uit de weg, waarna de aanval doordenderde. Prima punt, nergens minder gestaan. Zei ook de engine.
Herman heeft de laatste tijd regelmatig te kampen met verlies aan scherpte naarmate de partij vordert. Wat dat betreft is deze partij dan zeker een opsteker: het is nog omkeerbaar. In het vroege middenspel speelde het gebakje hem kennelijk nog parten, want na de misplaatste opstoot e4(?) leek zijn witte stelling rijp voor de sloop. Maar zie, Herman rechtte de rug, en de tegenstander wist zich geen raad met de luxe, zodat er toch een vol punt voor onze man uitrolde.
Bij mij bracht spelen in ’t Meulengat een mooie herinnering naar boven. We gaan even terug naar die gedenkwaardige 23e april 2006. Centrale ronde, dartpijl… weet je nog? Ik speelde die dag mijn laatste Meesterklasssepartij (zeg maar gerust: ooit):
César Becx – Bruno Carlier
Na een leuke, maar helaas incorrecte slagenwisseling in de tijdnoodfase is het nu zowat voorbij, al heb ik met het triest ogende 40. Db3-d1 dan toch nog de tijdcontrole gehaald. En ‘alles’ gedekt, maar opgeven was ook een optie. Het is moeilijk voor te stellen dat het de zwartspeler zal zijn die over twee zetten de hand ter overgave uitsteekt.
Maar na 40…. Lg5?? 41. Dh5 Kg7 42. Tg2 gebeurde dat toch écht. Het past allemaal precies: zwart verliest zwaar materiaal.
Kortom, in ’t Meulengat kan mij niets gebeuren. Dat bleek ook deze middag. Ik was aanvankelijk blij dat mijn tegenstander flink nadacht in de opening. Desondanks deed hij met wit zulke gezonde zetten dat ik toch al snel in de zo vertrouwde -2 à -3-sferen terecht kwam. Maar het was wel een spannende stelling. Op enig moment verslapte de greep van de witspeler op de stelling en kwam ik terug in de match. Dat moment is helaas alweer voorbij in de diagramstelling.
Xavier Goossens – César Becx
Ik speelde zowat op het (30 seconden) increment en deed hier enthousiast 30… Dg5. Ook al had ik niet door dat het meteen verliest, het is wel een typerende zet voor mijn speelstijl, waarin de pseudodreiging zo’n cruciale rol speelt. Mijn tegenstander schrok blijkbaar bovenmatig van mijn aanstaande schaakje op e3. Daarom besefte hij niet dat 31. Dc8! hier meteen wint. Misschien deinsde hij terug voor 31…De3 32. Kh1 Dxd3 met aanval op de toren, maar dan is het mat na 33. Df8 Kxg6 33. Tf6, gevolgd door Dxh6 en Tf4.
Maar goed, ook het door hem gespeelde 31. De4 is nog goed genoeg, al deed ik a tempo (en opgelucht) 31.. Te7.
Hop, weer bijna een minuut op de klok, ik val aan en ga op zijn kwetsbare loper af. Wat kon mij nog gebeuren? Nou, bijvoorbeeld 32. Da8!, met precies dezelfde dreigingen en matvarianten als op de vorige zet, via Df8, Tf6, Dxh6 en Tf4. Helaas faalt na 32. Da8 de variant 32… De3 33.Kh1 Te8 op 34. Tf7 Kg8 35. Db7, met de extra dreiging Tf8!. Geeft zwart een schaakje op de onderste rij, dan volgt koeltjes Lf1. Na 32. Da8! zou ik daarom de strijd gaande hebben moeten houden met 32… Pe6, maar ook dan houdt wit groot voordeel met 33. Lc4!.
Maar Xavier dacht en dacht, en kwam er niet uit. Ook bij hem ging de tijd wat dringen, en uiteindelijk speelde hij in arren moede maar 32. Tf7?. Er volgde 32… Txf7. 33. gxf7 Kxf7. En 0.0, maar na 34. Db7? (een impulsieve beslissing om b2 te dekken, vermoed ik) stond ik na 34… Kf6 heerlijk veilig. Wit heeft niet beter dan op zijn schreden terug te keren met 35. De4 en toen kon ik verder met 35… Db1 36. Kf2? Wit gaat all-in, maar alleen na 36. Lf1 was het nog gelijk geweest. 36… Dxb2 37. Kg3 Nu had ik weer een beetje tijd opgespaard, maar ik durfde het winnende 37… Dxa2 toch niet aan. De dame kan dan via f7 eventueel helpen om de witte schaakjes te ontkrachten. Ik deed uiteindelijk 37… Pe6 en dat geeft het voordeel weer weg. Maar er volgde 38. Dg6? (Na 38. Dh4 was het weer gelijk) Ke7 39. Dxh6 De5 40. Kf2
Nog één zet moet ik doen voor ik er eindelijk 30 minuten bij krijg. Zeer goede kansen geeft hier 40… d5! Maar na een bange blik op de klok kreeg ik opeens een flitsredenering door: we hebben allebei twee vrijpionnen en de mijne staan verder, dus… 40… Df6? 41. Dxf6 Kxf6
Tja, maar daarbij vergat ik het harde gegeven dat een paard minder ver kan reiken dan een loper. Daarom is het eindspel gewoon remise.
Even later kreeg ik nog wel een schrikje, toen mijn tegenstander hier Lxc4 deed.
Maar weer wat verderop was ook dat binnenbrandje geblust.
De witte koning is en blijft opgesloten. Gaat hij op a8 staan met de pion op a7, dan ontstaan er wellicht nog matbeelden voor mij. De kans daarop leek me minuscuul en daarom werd hier tot remise besloten. Weer ontsnapt door ’t Meulengaatje!
Tja, en dan resteert de partij van onze supersub Wout. Over binnenbrandjes gesproken! Hij speelde tegen de teamleider van HWP 2. Laatstgenoemde had lange tijd een plusje, en gezien de onvoordelige stand van de wedstrijd was het volstrekt logisch dat hij als zwartspeler in deze stelling het remiseaanbod van Wout afsloeg.
In deze stelling zijn de dames van het bord en ook de torens zijn bijna klaar met hun shift. Wout verstoutte zich hier tot een tweede remiseaanbod. Inhoudelijk begrijpelijk, de stelling bevat zonder zware stukken veel minder mogelijkheden (het staat overigens -0.1). Maar het voorstel is ook zinloos omdat zwart door het weigeren van het eerste aanbod feitelijk had aangegeven dat hij graag wilde proberen te winnen. En ook nu heeft hij nog een pion meer.
Het aanbod werd dan ook afgeslagen, maar toen de zwartspeler kort daarna een pion weggaf, beklaagde hij zich verbaal aan het bord alsnog uitgebreid bij Wout over het tweede aanbod, hij zag een causaal verband met het eigen falen. Ik zat ernaast en gaf voorzichtig aan dat hij zich met eventuele ergernis beter tot de wedstrijdleider kon richten.
Weer wat later was het toch weer aan Wout om het woord te nemen.
Dit derde aanbod heeft mijns inziens duidelijk een andere lading dan de vorige twee. Die hadden een defensief karakter, hier zie ik het als berusting van de witspeler: oké, ik heb nu twee vrijpionnen, maar ik besef dat die niet verder komen. Helaas leidde dit aanbod niet tot handenschudden, maar wel tot hoofdschudden en nog meer verbale… laten we het onvrede noemen… richting Wout. Je zou er bijna de arbiter voor roepen.
Tja, en de sfeer werd er niet beter op toen het vierde remiseaanbod werd gedaan. Door de zwartspeler welteverstaan.
De zwartspeler heeft al die aangeboorde adrenaline in een stevige koningsmars geïnvesteerd. Zijn monarch schoot iets te ver door, en nu zal een van de witte vrijpionnen de overkant bereiken. Je moet wel erg grootmoedig zijn om deze tegenstander dan een genaderemise te gunnen. En dat deed Wout dan ook niet.
Ik was in die laatste fase druk geweest met het analyseren van mijn partij, maar hoorde wat commotie in de barruimte en ging eens poolshoogte nemen. Het bleek dat de zwartspeler van plan was zijn klok opzettelijk tot het nulpunt te laten lopen. Ik had echter geen weet van het feit dat hij zo-even geblunderd had en inmiddels verloren stond; ik dacht hij uit onvrede ging ‘opgeven’ in de potremisestand van even daarvoor. Om de man niet zijn team te laten duperen kwam ik met het onvergetelijke voorstel: ‘Kunnen jullie niet gewoon remise doen?’ Zelden een opmerking slechter getimed dan deze. Ik was er als enige niet op de hoogte van de stand op het bord inclusief vierde remiseaanbod, en ik begreep er aanvankelijk niets van dat mijn diplomatieke voorstel niet bij iederéén in goede aarde viel. Ik kreeg er in ieder geval geen kamerbrede steun voor. Wel weer anekdote rijker over het eigen falen, dat boek wordt alsmaar dikker, en vermakelijker.
Maar goed, 6,5-1,5 voor ons dus, een geflatteerde overwinning door de meevallers bij mij en Herman. Zo goed als de zeges en het eten bij Dallinga ons smaakten, zo zuur waren de druiven overigens bij de achterblijvers in ’t Meulengat, getuige deze nieuwe link.
Bijgaande foto’s – gemaakt door Henk Jan – zijn overigens vrij van copyright en onvrede.
De wedstrijdformulieren (met namen, en vreemd genoeg de FIDE-ratings) en de stand in 3E vind je hier.
Op 12 oktober staat onze tweede wedstrijd op het programma: thuis tegen… Het Witte Paard Sas van Gent 3! Benieuwd wie dan het leukste verslag gaat schrijven.
Ik vrees dat Kees flashbacks krijgt bij het eerstvolgende remiseaanbod.