Een vermakelijk fragment uit een partij in het recente Open van Gent.
César Becx – Pieter Devolder
Zwart heeft een kwaliteit geofferd en zojuist 18… Dc8-h3 gespeeld. Nu zit ik in het type stelling waar ik niet zo dol op ben, met materieel voordeel maar volop tactische mogelijkheden voor de tegenstander. Ik ging daarom maar eens flink in de denktank. Een normale zet is hier 19. De2, maar ik zag een manier om zwarts logische aanvalsopbouw – met Pc6-e5 en dreigingen op de diagonaal – te ontregelen. 19. Df3.
Was stilletjes best trots op deze vondst. Uiteraard kan zwart met …Pd8 of … Pa5 de dame ondervragen, maar die gaat dan met plezier en tempowinst alsnog naar e2, terwijl het paard op d8 of a5 er wat langer over doet om de aanval te ondersteunen. Na 19.Df3 werkt bovendien … Pd4 niet, want na 20. Dxb7 Pe2 21. Kf2 Dxh2 speelt wit rustig 22. Dg2 terug.
Tot mijn verbazing – en vreugde – antwoordde zwart nu met 19… Pg4.
Precies waar ik op hoopte! Hoog tijd voor het gebruikelijke quizvraagje:
- Met welke zet kan wit nu de zwarte dreigingen neutraliseren? (En waarom?)
Reacties kun je posten onder dit bericht. Morgen gaan we lachen met het vervolg van de partij.
Ik zat eerst te denken aan 20 Dg2 omdat de witte Dame dan ingesloten staat op h3 en na dameruil is wit uit de problemen. Met snelschaken zou ik dit misschien wel gespeeld hebben. Echter na even verder gekeken te hebben, heeft zwart zijn Dame niet eens nodig na 20….Pd4!, want na 21 Dxh3 volgt 21…Pe2#. Wit moet dan niet slaan op h3, maar na 21 De2 vind ik zwart beter staan. Blijft over 20 De2 of Tf2. Ik denk Tf2 het veiligste lijkt (een kwal teruggeven), wit is dan uit de gevarenzone.